Ontsporende mantelzorg

Onder de titel “Als de hulp steelt” vervolgde Trouw vorige week zijn kruistocht tegen ontsporende mantelzorg. Het artikel in het Verdiepingskatern sneed op zich wel hout. Maar in de laatste alinea bewees de krant dat het, in het geval van de stelende slotenmaker, helemaal niet ging om mantelzorg. “Sinds de zaak aan het rollen kwam heeft hij haar niet meer opgezocht. “De vriendschap is voorbij”, zegt hij. “Ik heb nooit enig kwaad in de zin gehad. Ik heb de benen voor haar uit mijn kont gerend”. “

Eén van de belangrijkste kenmerken van mantelzorg is nu juist dat je er niet mee kunt ophouden. Omdat je een relatie hebt met degene voor wie je zorgt. Dat kan een familierelatie zijn, of een vriendschap, of je bent buren. Je kent elkaar, de een krijgt een zorgbehoefte en de ander gaat zorgen. En juist omdat je de ander niet in de steek kunt laten kan mantelzorg ontsporen. Je bent er zo veel tijd, energie of geld aan kwijt. Je gaat dat compenseren. Of je krijgt een kort lontje. De Sire-spot van de oudere man die zijn kapotte scheepsmodel van de vloer opraapt, terwijl zijn mantelzorger aangebrand het huis verlaat geeft dat zo goed weer… Ik praat het niet goed, maar ik heb er wel begrip voor.

Wat ontsporende mantelzorgers nodig hebben is erkenning van hun overbelasting. En handreikingen voor andere oplossingen, zodat die overbelasting af kan nemen. Mensen durven vaak geen hulp te vragen, maar ook niet aan te bieden. Toch is het “delen” van de zorg vaak een goede oplossing: anderen nemen de zorg voor een gedeelte over, zodat de “spil”mantelzorger er niet meer alleen voor staat. Die anderen kunnen andere mantelzorgers zijn. Vrienden, kennissen,  vrijwilligers, buurtbewoners.

Als het niet lukt om de zorg te delen met informele zorg dan kan een mantelzorger, of beter gezegd de zorgvrager een beroep doen op formele zorg. Daarvoor moet dan wel eerst een indicatie worden aangevraagd. Bij de gemeente voor huishoudelijke hulp en/of begeleiding. Bij de zorgverzekering voor persoonlijke verzorging en/of verpleging. Bij het CIZ voor langdurige zorg in de nabijheid.  Alleen al die versnippering over verschillende wetten en uitvoerders ontneemt veel mantelzorgers de moed om aan zo’n traject te beginnen.

Vervolgens werpen vooral gemeenten enorme barricades op voor het inzetten van “respijtzorg”: de zorg die mantelzorgers respijt geeft. In plaats van te waarderen dat mantelzorgers zich al zo lang zo intensief hebben ingezet wordt bijvoorbeeld geprobeerd de kosten voor die professionele respijtzorg over één of andere schutting te kieperen. “Vraagt u eerst maar een CIZ-indicatie aan”, want dan moet het zorgkantoor de zorg betalen. Of er wordt moeilijk gedaan over het verstrekken van een PGB voor het betalen van een informele zorgverlener, die voorheen als mantelzorger “gratis” zorg verleende.

Mantelzorgers vragen maar moeilijk om hulp. De moed zinkt hen vaak al in de schoenen bij de eerste de beste tegenwerping. Hun gevoel te hebben gefaald wordt bevestigd. “Zie je wel dat ik het alleen moet zien te rooien!” En precies dáár ligt vaak een oorzaak van ontsporende mantelzorg.

Onafhankelijke cliëntondersteuners en mantelzorgmakelaars kunnen het ontsporen van mantelzorg helpen voorkomen, door tijdig te ondersteunen bij het zoeken naar hulp!