Mensenrechten met een beperking

Drie december  is de Internationale Dag van de Mindervaliden, oftewel de Mensen met een  Beperking. Deze dag is in oktober 1992 uitgeroepen door de Verenigde Naties,  en is bedoeld om de discussie over mensenrechten en gelijke kansen voor mensen met een functiebeperking op alle niveau’s op de agenda te houden.

Het geeft te denken dat pas een ruim jaar later, in december 1993 de “Standaardregels ter bevordering van gelijke kansen voor gehandicapten” (Standard Rules) werden aangenomen.  Maar ronduit beschamend voor Nederland is dat het VN-verdrag handicap pas op 14 juli 2016 in Nederland in werking trad. Ons landje deed er 23 jaar over om dit verdrag te  ratificeren, in te voeren.

Doel van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van de mensenrechten van mensen met een beperking. In het verdrag is aangegeven wat de overheid moet doen om ervoor te zorgen dat de positie van mensen met een beperking verbetert.

Het VN-verdrag houdt in dat je, ook als je een beperking hebt, het recht hebt zelfstandig aan de samenleving deel te nemen, net als ieder ander. Dat kan je eigenlijk nooit breed genoeg zien.  In Nederland houdt het College voor de Rechten van de Mens  toezicht op mensenrechten van mensen met een beperking.  Als je je verdiept in de cijfers schrik je al…

Toegankelijkheid

Denk je hierbij bijvoorbeeld aan de toegankelijkheid van de openbare ruimte? Als je een beperking hebt loop je er regelmatig tegenaan dat gebouwen, toiletten, websites of winkels niet toegankelijk zijn. Denk aan horeca, bushaltes, musea en  winkels, maar ook aan verzekeraars en zorginstellingen. Zij mogen mensen vanwege hun beperking niet anders behandelen dan mensen zonder beperkingen

En hoe zit het met de toegankelijkheid van de digitale wereld? Volgens het mensenrechtencollege is 93% van de gemeentelijke websites ontoegankelijk is voor mensen met een, bijvoorbeeld visuele, handicap. Maar ook voor mensen met een verstandelijke beperking zijn teksten op websites,  in brochures en brieven vaak te moeilijk. Met hen wordt geen rekening gehouden bij het opstellen van informatie.  Ook voor mensen die doof of slechthorend zijn is informatie bij presentaties  en bijeenkomsten niet altijd toegankelijk, bijvoorbeeld als er geen doventolk of ondertiteling is.

Onderwijs

Discriminatie bij de toegang tot onderwijs is verboden, maar discriminatie op basis van handicap komt in het onderwijs nog steeds voor. Sinds de invoering van Passend Onderwijs  (1 augustus 2014) gaat 71% van de leerlingen met een beperking naar een reguliere basisschool. Die kan bijvoorbeeld zorgen voor een rustige werkplek voor leerlingen met een concentratiestoornis of leessoftware voor een leerling met dyslexie. Maar er zijn ook kinderen die thuiszitten, omdat scholen hen niet toelaten.

Het gebeurt volgens het College ook dat scholieren met een beperking, terwijl zij toch dezelfde schoolresultaten hebben, een lager studieadvies krijgen dan medescholieren zonder beperking. En er vallen  regelmatig studenten uit omdat hun opleiding niet zorgt voor doeltreffende en noodzakelijke aanpassingen.

Sommige mensen en organisaties vinden dat passend onderwijs niet in overeenstemming is met het VN-verdrag handicap. Daarin staat namelijk dat ieder kind recht heeft op inclusief onderwijs. En zij vinden dat een systeem waarin naast regulier onderwijs ook speciaal onderwijs bestaat in strijd is met dat beginsel.

Mijn dochter werkt in het speciaal (voortgezet) onderwijs (maar wordt nog steeds betaald volgens de  basisonderwijs-cao!). Soms komt ze even stoom afblazen, over wat er op school voorvalt. Mijn conclusie is dan: wat een zegen is het voor deze kinderen dat er wel speciaal onderwijs voor hen bestaat.  Deze kinderen zouden echt niet lang op een “gewone” school (kunnen) blijven. Zonder speciaal onderwijs is thuiszitten voor hen dan het enige alternatief.

Werk

Werkgevers hebben soms  vooroordelen over mensen met een beperking. Ze denken bijvoorbeeld dat zij minder productief zijn of een hoger ziekteverzuim hebben. Of dat iemand met een beperking bepaalde werkzaamheden niet kan uitoefenen. Maar werkgevers moeten sollicitanten op basis van de functie-eisen beoordelen. Of iemand een beperking heeft, mag hierbij geen rol spelen.

In 2015 zijn de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Quotumwet) in werking getreden. Deze wetten moeten werkgevers stimuleren mensen met een beperking in dienst te nemen. Maar nog steeds heeft  55% van de mensen met een beperking  geen betaald werk.

Dat zou in deze tijden van hoogconjunctuur toch  anders moeten zijn?!

Wonen

In het VN-verdrag handicap staat dat je ook met een beperking het recht hebt om zelfstandig te wonen en deel uit te maken van de maatschappij. Eén op de tien personen met een beperking woont in een instelling. De staat moet waarborgen dat mensen zelf kunnen kiezen waar zij wonen en met wie, dat zij toegang hebben tot ondersteuning die nodig is bij wonen en dat zij gebruik kunnen maken van diensten en faciliteiten die voor het algemene publiek bedoeld zijn. Helaas mankeert het ook daar nogal eens aan.

Dit laatste geeft mij weer nieuwe energie om verder te gaan met mijn boek over (wettelijke) vertegenwoordiging. Waar mensen met een beperking zelf niet in staat zijn hun eigen belangen te behartigen zal een vertegenwoordiger dat voor hen moeten doen. Ik ken (te) veel verhalen waarin deze vertegenwoordigers daar, zacht uitgedrukt, een potje van maken. Helaas spelen zorginstellingen daarbij soms, indirect, een sturende rol.